Ik loop al jaren rond met pijn aan de schouders en nek, met (spannings)hoofdpijn tot gevolg. Al jaren want ik ben nogal voor de struisvogelstrategie als het over mezelf gaat: als ik er niet te veel aandacht aan geef, zal het wel vanzelf overgaan. Begin dit jaar ben ik dan toch maar naar de kinesist gestapt omdat ik eigenlijk nooit volledig pijnvrij was. Waar ik dacht een zalig ontspannende, relaxerende massage te krijgen (‘spannings’hoofdpijn vraagt toch om ontspanning?) valt dat dik tegen. Het is soms afzien en ik moet verdikke nog zelf oefeningen doen ook J!
De voorbije week ben ik in het boek Natriltijd van Riet Fiddelaers gedoken. Het is een boek dat aandacht geeft aan verlies: levend en levensverlies. Levend verlies, of schaduwrouw zoals ik het liever noem, is verlies waar er niemand overleden is: bv. echtscheiding, ernstige ziekte, een zorgintensief kind, …. Riet Fiddelaers gebruikt de metafoor van de storm om te beschrijven hoe verlies aangerommeld komt, overtrekt en soms een spoor van vernieling achterlaat. En vooral: wat dan? Hoe ga ik hiermee om?
In haar stukje rond de emotionele barometer beschrijft ze dat we in tijden van onrust, onzekerheid, stress, een (aankomende) storm, geneigd zijn om onszelf kleiner te maken zoals een schildpad: de kop intrekken, schouders op en hoofd omlaag. Dit om onszelf te beschermen tegen de pijn die we verwachten.
Dat stukje was voor mij zo herkenbaar. De pijn in mijn nek en schouders wordt veroorzaakt door een verkeerde houding. Maar als ik nadenk over die houding is het net dat: mijn hoofd intrekken en mijn schouders omhoog, zoals een schildpad. Alleen zit er onderaan mijn nek geen holte groot genoeg om mijn hoofd in te steken.
Als ik terugdenk aan de voorbije 8 jaar, kan ik niet anders dan erkennen dat het een periode van stress en onrust is geweest. Waar mijn lichaam een houding gezocht heeft om de stress op te vangen. Mezelf zo klein mogelijk maken om minder impact te voelen van wat op mij afkwam. Letterlijk, die verkeerde houding, maar ook figuurlijk: mezelf kleiner maken omdat alle aandacht en zorg naar onze zoon ging en ik mezelf wegcijferde. De voorbije 8 jaar zijn soms dagen, weken, maanden van overleven geweest. Vooral de eerste jaren zijn zwaar geweest. Lars had naast zijn vervorming van de rug, last van ernstige reflux en voedselweigering. Mijn dagen bestonden uit eten geven, bij Lars aanwezig zijn als hij overgaf (want veel meer kan je op dat moment niet doen, dan toekijken en zuchten), opruimen, wassen (Lars, zijn kleren en de sondevoedingpomp) om dan van vooraf aan opnieuw te beginnen. Dag en nacht.
Het is pas later, wanneer de storm wat was gaan liggen, het teruggeven verminderde en de sondevoeding voorzichtig vervangen kon worden door vaste voeding, dat ik ‘aan den lijve’ voelde wat dit met mij gedaan had.
Ik vond dat beeld van die schildpad zo sprekend, zo herkenbaar, zo voelbaar zelfs na al die jaren. De storm is nog niet helemaal gaan liggen, andere stormen dienen zich regelmatig aan. Ik kan mijn hoofd dus nog niet helemaal uitsteken. Maar ik kan wel proberen mijn hoofd niet in te trekken, mezelf letterlijk en figuurlijk niet kleiner te maken. Trachten op andere plaatsen te schuilen dan in mijn eigen schulp en dus durven uitreiken in plaats van wegkruipen. Niet simpel. Ik ben nogal een doe-het-zelver zoals Riet Fiddelaers het noemt. Het zal met een schildpaddentempo zijn dat ik mezelf leer hulp vragen en zoeken. En eerlijk gezegd lijkt dat me veel leuker, samen in plaats van alleen in die donkere schulp!